- dienst
- {{dienst}}{{/term}}1 [algemeen]service 〈m.〉2 [religie]office 〈m.〉3 [betrekking] emploi 〈m.〉♦voorbeelden:1 de dienst openbare werken • la direction des travaux publicsde gemeentelijke sociale diensten • le service social de la communein vaste dienst zijn • avoir un poste fixe; 〈in het onderwijs〉 être titulairevrij van dienst zijn • avoir fini son serviceiemand een goede dienst bewijzen • rendre service à qn.hij heeft van 8 tot 12 dienst • il est de service de 8 heures à midi〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 dienst inbegrepen • service comprisiemand de dienst opzeggen • donner son congé à qn.in dienst stellen • mettre en servicedienst weigeren • refuser de faire son service militairedie wagen is buiten dienst gesteld • cette voiture a été mise hors servicein dienst treden • entrer en fonctioniemand in dienst nemen • engager qn.in dienst staan van • être au service dezich in dienst stellen van • se mettre à la disposition de (qn.)arbeiders in dienst hebben • employer des ouvriersbij iemand in dienst zijn • être au service de qn.in dienst zijn • faire son service (militaire)voor dienst tekenen • s'engager dans l'armée〈spreekwoord〉 de ene dienst is de andere waard • un service en vaut un autre¶ dienst doen (als) • servir dede dienst uitmaken • faire la pluie et le beau tempsten dienste staan (van iemand) • être à la disposition (de qn.)tot uw dienst • à votre servicedat boekje is me van dienst geweest • j'ai tiré grand profit de ce livrewat is er van uw dienst? • que puis-je faire pour votre service?
Deens-Russisch woordenboek. 2015.